Ondanks gelijke leervermogens hebben jonge Turkse en Marokkaanse kinderen zowel in hun eerste taal als in het Nederlands een taalachterstand ten opzichte van Nederlandse leeftijdsgenootjes. Of er thuis meer Turks, Marokkaans of Nederlands gesproken wordt, speelt verrassend genoeg geen rol in de Nederlandse schooltaalvaardigheid van zesjarige kinderen. Dit stelt NWO-onderzoeker Anna Scheele. Zij promoveert op 11 juni aan de Universiteit Utrecht.
Hoe meer kinderen thuis worden voorgelezen en bijvoorbeeld gesprekken voeren met de ouders over meegemaakte gebeurtenissen, hoe beter de schooltaalvaardigheid van de kinderen, zo blijkt uit het onderzoek van Anna Scheele. Hier ontstaat onderscheid tussen de verschillende nationaliteiten. Marokkaans-Nederlandse ouders kunnen hun kinderen niet in hun eerste taal, het Tarifit-Berber, voorlezen omdat de taal geen wijdverbreid schrift heeft. Turkse ouders kunnen dit wel. Opvallend is verder dat in de Turkse gezinnen meer Turks gesproken wordt, dan dat er Tarifit-Berber gesproken wordt in de Marokkaanse gezinnen. Verder was er geen belemmering in de verwerving van Nederlandse schooltaal waarneembaar in de Turkse en Marokkaanse gezinnen waarin relatief veel in de oorspronkelijke eigen taal werd gesproken.
Tweetaligheid heeft voors en tegens
Scheele concludeert dat er twee tegengestelde mechanismen aan het werk lijken te zijn bij de taalverwerving van tweetalige kinderen: enerzijds kampen ze met minder aanbod per taal door verdeling van het taalaanbod over twee talen (nadelig effect), anderzijds kunnen ze bij het verwerven van de tweede taal gebruik maken van kennis die ze in de eerste taal hebben opgebouwd (voordelig effect).
Door de wereldwijd toenemende migratie groeien steeds meer kinderen tweetalig op. Dit stelt hoge eisen aan hun taalontwikkeling: om zowel op school als thuis goed te kunnen functioneren moeten ze twee talen beheersen. Vooral de school vraagt veel van hun taalvaardigheid, omdat kinderen daar kennis verwerven over abstracte onderwerpen, zoals aardrijkskunde, biologie en geschiedenis. Anna Scheele onderzocht de (tweetalige) ontwikkeling van schooltaalvaardigheid van 58 Nederlandse, 46 Marokkaans-Berberse en 55 Turkse kinderen in de leeftijd van drie tot zes. Ze vergeleek het taalaanbod in de gezinnen, de taalontwikkeling in de eerste en tweede taal en de cognitieve vaardigheden (het geheugen en de non-verbale intelligentie) van de kinderen.
Anna Scheele promoveert aan de Universiteit Utrecht op het proefschrift ‘Home language and mono- and bilingual children’s emergent academic language: A longitudinal study of Dutch, Moroccan-Dutch, and Turkish-Dutch 3- to 6-year-olds’. Promotoren zijn prof. dr. P.P.M. Leseman en prof. dr. E.P.J.M. Elbers. Het onderzoek is gefinancierd door de Programmaraad voor het Onderwijsonderzoek, onderdeel van NWO.
(bron: NWO)