030-2343625
info@iot.nl

IOT dient klacht in tegen Wet Inburgering

De Commissie van de Europese Gemeenschappen

                                                                                     Secretaris-generaal

                                                                                     Rue de la Loi 200

                                                                                     B-1049 Brussel

                                                                                     België

 

                                                                                     Utrecht, 25 januari 2007

              

 

Mijnheer de Secretaris-generaal,

 

De Stichting Inspraakorgaan Turken is een krachtens de Wet overleg minderhedenbeleid van 19 juni 1997 erkend samenwerkingsverband van negen landelijke federaties van Turkse immigranten in Nederland en heeft tot doel de belangen te verdedigen van de Turkse gemeenschap.

 

De Stichting Inspraakorgaan Turken in Nederland richt zich tot de Europese Commissie in verband met de schending van het Gemeenschapsrecht door Nederland die het gevolg is van de invoering van de Wet Inburgering (Staatsblad 2006, nr. 625) per 1 januari 2007. o­ns inziens is deze wet strijdig met het Associatieverdrag EEG - Turkije, het bijzonder een tweetal bepalingen.

 

In artikel 9 van het Associatieverdrag wordt met een verwijzing naar de non-discriminatie bepaling in art 12 van het EG Verdrag bepaald dat binnen de werkingssfeer van de Overeenkomst elke discriminatie uit hoofde van nationaliteit is verboden.

Dat de Wet Inburgering aan Turkse o­nderdanen de verplichting oplegt om te slagen voor een inburgeringsexamen en financiële en verblijfsrechtelijke sancties voorziet bij niet-tijdige nakoming van die verplichtingen, die niet gelden voor Nederlandse burgers en burgers van de andere lidstaten van de Europese Unie, is in strijd met deze bepaling. Bovendien worden aan Nederlandse burgers faciliteiten ten behoeve van de inburgering aangeboden die volledig door de overheid worden betaald, terwijl die faciliteiten Turkse burgers en hun gezinsleden worden o­nthouden. Zij moeten de kosten van het taalonderwijs deels of geheel zelf betalen.

 

De standstillbepaling in artikel 13 van besluit 1/80 van de Associatieraad verbiedt het invoeren van nieuwe beperkingen aan de toegang tot de werkgelegenheid van legaal toegelaten Turken. Het Hof van Justitie heeft veelvuldig vastgesteld dat deze bepaling o­nverkort betrekking heeft op het verblijfsrecht en de toegang tot arbeid. De verplichting om een examen te behalen alvorens men in aanmerking komt voor een wijziging van het verblijfsdoel of voor een verblijfsvergunning voor o­nbepaalde tijd, die men nu verkrijgt zonder dat examen af te leggen, moet zonder twijfel als een nieuwe beperking worden beschouwd. Volgens de Nederlandse wetgeving geeft de verblijfsvergunning voor o­nbepaalde tijd vrije toegang tot alle arbeid in loondienst. Bovendien zullen veel betrokkenen om voor het examen te kunnen slagen taalonderwijs moeten volgen dat grotendeels of alleen tijdens de normale werktijden wordt gegeven. Door de noodzaak om dit o­nderwijs te volgen, worden de betrokken in hun toegang tot arbeid beperkt

 

Op de strijdigheid met de standstillbepaling is reeds gewezen in het advies van uw Commissie uit 2005, alsmede door de de Permanente Commissie van deskundigen in internationaal vreemdelingen, vluchtelingen- en strafrecht, Adviescommissie Vreemdelingenzaken, de Universiteit van Tilburg en de Raad van State. Kortheidshalve verwijzen wij naar deze adviezen. Tijdens de parlementaire behandeling van het voorstel voor de Wet inburgering is het punt van de o­nverenigbaarheid van deze regeling met de Associatie EEG-Turkije bij herhaling aan de orde gesteld. Kopieën van de belangrijkste passages voegen wij hierbij. Genoemde adviezen doen wij u hierbij eveneens toekomen..

 

Gelet op het voorgaande wil ik de Commissie verzoeken gebruik te maken van haar bevoegdheid op grond van artikel 226 EG-verdrag om een eind te maken aan de inbreuk van Nederland op haar verplichting tot naleving van het Gemeenschapsrecht.

 

Hoogachtend,

 

S.K. Bağcı

-voorzitter-

Gerelateerde Artikelen