Op 1 november jl. heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) uitspraak gedaan in het hoger beroep dat door het UVW was aangespannen tegen de uitspraak van de rechtbank dat de uitkering Toeslagenwet aan WAO’ers in Turkije niet had mogen worden stopgezet. Het gaat om een tussenuitspraak, waarbij de CRvB een aantal vragen stelt aan het Europese Hof, maar op een aantal punten ook voor de 1.700 gedupeerden gunstige opvattingen weergeeft. Voorlopig heeft deze uitspraak helaas (nog) geen gevolgen en zullen de betrokkenen geduld moeten oefenen.
Mensen met een WAO uitkering die lager is dan het minimumloon, ontvangen een aanvulling op grond van de Toeslagenwet (TW). Op 1 januari 2000 werd de Wet Beperking Export Uitkeringen van kracht. Op grond van die wet werd de uitkering Toeslagenwet van WAO’ers in Turkije geleidelijk stopgezet. In 2001 ontvingen uitkeringsgerechtigden nog tweederde van hun uitkering, in 2002 nog eenderde en vanaf 1 januari 2003 niets meer. De stopzetting van de uitkering gold alleen voor mensen die niet in EU landen wonen. Voor inwoners van andere EU-landen wordt de uitkering vanaf 1 januari 2007 afgebouwd.
Een groot aantal uitkeringsgerechtigden heeft gehoor gegeven aan de oproep van het IOT om tegen de stopzetting van de uitkering Toeslagenwet bezwaar en beroep aan te tekenen. In 2002 bepaalde de rechter dat dit beroep gegrond was. Tegen deze uitspraak is het UWV in beroep gegaan. De uitspraak in hoger beroep stelde de Turkse uitkeringsgerechtigden in het gelijk. De Centrale Raad voor Beroep baseerde zich daarbij op Verdrag 118 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). De gedupeerden kregen hun uitkering alsnog uitbetaald, maar per 1 juli 2003 werd hun uitkering meteen weer stopgezet.
De Nederlandse regering had de Toeslagenwet aangemeld bij de IAO als een zogenoemde non-contributieve uitkering. Naar de mening van de Nederlandse regering was het stopzetten van de uitkering daardoor ineens wel rechtmatig. Maar de rechter dacht daar anders over. Begin 2004 oordeelde de rechtbank in Amsterdam dat stopzetting van de uitkering in strijd was met maar liefst vier verschillende verdragen:
- Verdrag nr. 118 van de IAO betreffende de gelijkheid van behandeling van eigen onderdanen en vreemdelingen op het gebied van de sociale zekerheid.
- Het Associatieverdrag EEG-Turkije. (Besluit 3/80 Associatieraad.)
- Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
- Het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
De Nederlandse regering heeft vervolgens IAO Verdrag 118 opgezegd per 1 januari 2006. Op aandrang van de staatssecretaris van SZW is het UWV vervolgens tegen de uitspraak van de rechtbank in beroep gegaan. In de uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep van 1 november 2007 zijn de volgende elementen van belang:
- Wanneer sprake is van een beroepsziekte of een bedrijfsongeval had de uitkering Toeslagenwet exporteerbaar moeten blijven op grond van IAO Verdrag 118 zo lang dat verdrag van kracht was.
- De stopzetting van de uitkering per 1 juni 2003 had gepaard moeten gaan met een overgangsregeling in de vorm van een geleidelijke afbouw.
- Aan het Europese Hof voor Justitie in Luxemburg worden de volgende prejudiciële vragen gesteld:
o Heeft artikel 6 van besluit 3/80 van de Associatieraad EEG-Turkije rechtstreekse werking?
o Zo ja, moet dan rekening worden gehouden met de stopzetting van de uitkering aan mensen in andere EU landen?
o Moeten Turkse onderdanen op grond van het discriminatieverbod in Artikel 9 van het Associatieverdrag gelijk worden behandeld als EU onderdanen?
Nadat het Europese Hof deze vragen heeft beantwoord zal de behandeling van het hoger beroep worden voortgezet. In de regel duurt de behandeling van prejudiciële vragen in Luxemburg twee à tweeëneenhalf jaar.