In zijn uitspraak van 29 april 2010 heeft het Europese Hof van Justitie bepaald dat Nederland geen leges mag vragen bij de eerste toelating van Turken. In september 2009 oordeelde het Hof in het Arrest Şahin dat de verhogingen onrechtmatig waren bij leges voor verlenging van een verblijfsvergunning en een vergunning voor onbepaalde tijd. In het nieuwe arrest stelt het Hof dat er ook geen hoge leges mogen worden geheven voor de eerste verblijfsvergunning. Letterlijk stelt het Hof dat het associatierecht zich verzet tegen: ‘ (…) de invoering van nieuwe beperkingen van de uitoefening van het vrije verkeer van werknemers, met inbegrip van beperkingen betreffende de materiële en/of procedurele voorwaarden inzake de eerste toelating tot het grondgebied (…)’. (ro 49)
Nederland heeft zich al vanaf 1994 niet aan het Associatieverdrag EEG – Turkije heeft gehouden door de leges voor verblijfsvergunningen te verhogen voor Turkse staatsburgers. In de uitspraak verwijst het Europese Hof veelvuldig naar artikel 9 van het Associatieverdrag, dat discriminatie van Turkse immigranten verbiedt. Tegen de verhoging van de leges waren klachten ingediend bij de Europese Commissie door ondermeer het IOT, waarna de Commissie deze verhoging ter vernietiging heeft voorgedragen bij het Europese Hof.